‘Ik wil het van jou horen.’
‘Je hebt niks gemist,’ zeg ik tegen Flor en ik bestel voor ons beiden rode wijn.
Hij duwt me verder weg van de bar. Zijn vrouw kijkt even naar hem en herneemt dan haar gesprek, twee tafels verder.
‘Daniëlle kwam gisterennacht thuis. Zónder onderbroek.’
‘Controleer jij dat elke avond?’
‘Ze was dronken. Ze had het over jou.’
Ik tik met mijn glas tegen het zijne. ‘Drink je wijn, Flor.’
Flor neemt een slok en herhaalt dat hij het wil weten. Ik moet het beschrijven. Wat is er gebeurd? Ik moet het vertellen want hij wordt zot.
‘Ik zou het voor je kunnen tekenen,’ blaas ik.
‘Stop, Georges. Klootzak.’
‘Maar dan zou Félicien Rops me daarbij moeten helpen. Varkens, blote wijven en Satan met een stijve op een kruis. Ik zie mijn leermeester uit Namen lachen in zijn baard, met een schetsblok op zijn knieën. Hij lacht ons uit. Laat het los, Flor. Het is niks, rien de kloten, geloof mij.’
‘Wat kan mij die leraar schelen...’ fluistert Flor.
Hij pakt mijn katoenen zomerjasje vast.
‘Waarom?’ vraagt hij.
‘Je trekt aan mij, Flor.’
‘Waarom?’
Ik zeg hem dat ik haar alleen maar gevingerd heb, erewoord.
Flor duwt zijn hoofd tegen mij en begint zonder geluid te janken.
‘Waarom? Waarom...’ snottert hij.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten