vrijdag 12 december 2008

Sneak preview uit WIJ

‘Ik wil het van jou horen.’
‘Je hebt niks gemist,’ zeg ik tegen Flor en ik bestel voor ons beiden rode wijn.
Hij duwt me verder weg van de bar. Zijn vrouw kijkt even naar hem en herneemt dan haar gesprek, twee tafels verder.
‘Daniëlle kwam gisterennacht thuis. Zónder onderbroek.’
‘Controleer jij dat elke avond?’
‘Ze was dronken. Ze had het over jou.’
Ik tik met mijn glas tegen het zijne. ‘Drink je wijn, Flor.’
Flor neemt een slok en herhaalt dat hij het wil weten. Ik moet het beschrijven. Wat is er gebeurd? Ik moet het vertellen want hij wordt zot.
‘Ik zou het voor je kunnen tekenen,’ blaas ik.
‘Stop, Georges. Klootzak.’
‘Maar dan zou Félicien Rops me daarbij moeten helpen. Varkens, blote wijven en Satan met een stijve op een kruis. Ik zie mijn leermeester uit Namen lachen in zijn baard, met een schetsblok op zijn knieën. Hij lacht ons uit. Laat het los, Flor. Het is niks, rien de kloten, geloof mij.’
‘Wat kan mij die leraar schelen...’ fluistert Flor.
Hij pakt mijn katoenen zomerjasje vast.
‘Waarom?’ vraagt hij.
‘Je trekt aan mij, Flor.’
‘Waarom?’
Ik zeg hem dat ik haar alleen maar gevingerd heb, erewoord.
Flor duwt zijn hoofd tegen mij en begint zonder geluid te janken.
‘Waarom? Waarom...’ snottert hij.

Over saters, Rops & het begin van de hel

Ik schrijf dit met het album Vue de l’extérieur van Serge Gainsbourg op de koptelefoon. Het trotse mormel zingt zoals gewoonlijk scabreuze, woedende, soms cynische teksten op lieflijke melodieën. Tu es belle vue de l'extérieur... Hélas je connais tout ce qui se passe à l'intérieur. C'est pas beau, même assez dégoûtant... Gainsbourg als de sater van het Franse chanson. Ik heb vaak geluisterd naar de platen die hij tijdens de zeventiger jaren uitbracht terwijl ik dit boek schreef. De man troost op een vileine manier en ondertussen windt hij je op. Mmmm. Op een of andere manier komt hij dicht bij de sfeer van het wat verlepte hedonisme dat ik als uitgangspunt heb gebruikt voor Wij. Er schuilt iets duisters in dat tijdvak dat me steeds heeft aangesproken, maar ik heb gepoogd om daar tegelijk door te breken en een universeel verhaal te schrijven dat, mits wat details, zich evengoed nu zou kunnen afspelen.

Bovenstaand fragment komt uit het laatste hoofdstuk van het eerste romandeel. De “ik” in dit fragment is de hoofdfiguur van dit deel. Georges is een cartoonist, geplaagd door demonen die hij regelmatig probeert te bezweren door ze op papier toe te vertrouwen. De nacht voor de scène die je hierboven kan lezen is er een nogal euh... wild feestje geweest. En zoals dat met wilde feestjes gaat, hebben de afwezigen immer ongelijk. Georges verwijst naar het werk van Félicien Rops. Ik ben altijd gefascineerd geweest door deze stoute sater uit Namen die met een bijna naïeve woede behoorlijk wat heilige negentiende-eeuwse huisjes via de achterdeur heeft pogen in te schoppen. Rops verdiende zijn kost o.a. als genadeloos karikaturist en hoofdfiguur Georges spiegelt zich uiteraard daaraan. Maar vooral het erotisch, satanisch grafisch werk van Rops spreekt tot de verbeelding van die arme Georges. Meer dan een jaar geleden bezocht ik het prachtige Musée provincial Félicien Rops te Namen waar de twee verdiepingen boven als in een boudoir het bijzonder prikkelende werk tonen van deze meester. Op internet kwam ik bovendien te weten dat Rops af en toe publiceerde in een tijdschrift dat ‘Uylenspiegel’ heette. Tijl Uilenspiegel is overigens ook een spook dat rondwaart in Wij. Nadat ik zijn tekeningen had bestudeerd kocht ik aan de balie van het museum het boekje Félicien Rops: over kunst, melancholie en perversiteit van Leo van Maris (uitgeverij De Arbeiderspers, in de reeks Synopsis). Het boek kwam in 1982 eerst als proefschrift uit en het is bijzonder de moeite. Vooral de hoofdstukken over satanisme en de analyse van de relatie tussen de dichter Baudelaire en grootste fan Rops lonen de moeite van het aanschaffen. Wellicht dien je daarvoor een antiquariaat aan te spreken want ik vermoed dat het al lang op een herdruk wacht. Vraag het eens aan Hugo van Joyce Royce. Mocht je in Antwerpen wonen of op bezoek komen, zijn zaak is in de Lange Leemstraat. Dit is absoluut sluikreclame, maar ik vind dat je elk antiquariaat in deze internettijden mag, nee moét steunen, als je van boeken houdt en graag wordt verrast.

Na bovenstaande scène, een heftige ruzie, en een onthulling begint de helletocht van Georges pas echt. Hij heeft het zelf gezocht, poor bastard. De hel bestaat als je er zelf in gelooft. En soms heb je niet veel nodig om tot dat geloof te komen. Edgar Allen Poe vond dat ieder van ons geboren wordt met een folterinstrument. Tragisch genoeg weten we niet dat het een folterinstrument is, integendeel zelfs. Het kan van alles zijn: drang naar liefde, succes, ambitie... En met dat folterinstrument, aldus Poe, snijden we ons glimlachend aan stukken. Oscar Wilde had het liever over demonen, maar hij begreep Poe. Ik denk dat ik hem ook begrijp terwijl ik stukken charcuterie van mijn armen snijd. Er is een verschil tussen begrijpen en weten.

dinsdag 2 december 2008

WIJ, preview van het omslag


Hoe meer we erover praatten, hoe eenvoudiger en krachtiger het omslag werd. Uiteindelijk heeft Gert Dooreman dit omslag ontworpen, de uppercut aller omslagen die in 2009 zullen verschijnen. Sommigen deed het denken aan Ragtime van E.L. Doctorow, anderen aan J.G. Ballard. De geschiedenis zal echter uitwijzen dat WIJ een onvervalste Olyslaegers is.

woensdag 5 november 2008

Wij - de nieuwe roman van Jeroen Olyslaegers


De zomer van 1976. Hoewel Europa kreunt onder een tropische hitte verplaatst iedereen zich van het noorden naar het zuiden. Georges, misnoegde cartoonist bij een kwaliteitskrant, trekt zich samen met zijn gezin en vrienden terug op een berg aan de Spaanse Costa Brava. Mensen plonsen in het zwembad, flirten met elkaar, drinken whisky-cola, en hebben het over vrijheid en zelfbeschikking in een land dat zelf nog maar net de dood van een dictator heeft meegemaakt. Georges voelt zich besmet door het ‘wij’-gevoel, door de gemeenschappelijke geschiedenis die erin besloten is en door de zelfbewuste slachtoffers die samen met hem een kring vormen. Ergens moet er toch een nooduitgang te vinden zijn?

Wij: een saga over de demonen die we delen, seks, gezin, alcohol, zwart geld en hier en daar een aangebrand verleden. Wij: wanneer vriendschap niets met vrienden te maken heeft. Wij: een met vaart en brille geschreven verhaal over een nederlaag. Wij: alle mogelijke netelige, eloquente en hartverscheurende schoonheid die een roman vandaag kan bieden.

Na de publicatie van drie prozaboeken heeft Jeroen Olyslaegers (1967) zich de laatste tien jaar bijna uitsluitend met het schrijven voor theater beziggehouden. Zijn stukken werden gespeeld door KVS, NTG, theater Artemis en het Toneelhuis, waar hij recentelijk ‘Wolfskers’ voor schreef, het fel bejubelde tweede deel van de Triptiek van de Macht van Guy Cassiers. Met regisseur Harry Kümel schreef hij het filmscenario Eendracht maakt macht of de kunst der voorzichtigheid, een film in ontwikkeling die de koningskwestie en de lotgevallen van de regering Pierlot tijdens WO II als onderwerp heeft.